Paragrafen

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Algemene risico's

Algemene risico's

Status

I

Ontwikkeling gemeentefonds

Gewijzigd

Herijking verdeling gemeentefonds per 1 januari 2023
De nieuwe verdeling is positief voor Tilburg. Het ingroeipad - het pad waarmee gemeenten naar de nieuwe verdeling ingroeien - is vooralsnog beperkt tot 3 jaar (2023 t/m 2025). Het effect voor Tilburg bedraagt + € 37,50 per inwoner in 2025. Het model is geen eindstation en zal continu onderhoud vragen.

Voor wat betreft deze herverdeling verwachten wij nog een positief effect. Omdat de vervolgonderzoeken zijn vertraagd kunnen we voor 2026 nog geen positief effect inrekenen. Met ingang van 2027 zal een volgende stap in het ingroeipad naar de nieuwe verdeling worden gemaakt, ongeacht het verloop van de onderzoeken. Op basis hiervan houden wij, vooruitlopend op daadwerkelijke toekenning in deze begroting rekening met een eerste stap van € 3,5 miljoen vanaf 2027 en een tweede stap van € 3,5 miljoen vanaf 2028.

Een volledige invoering van het huidige model zou voor Tilburg tot een aanvullend positief effect van € 8,6 miljoen leiden.

Nieuwe financieringssystematiek per 2024
De nieuwe systematiek is gebaseerd op de gerealiseerde ontwikkeling van de volumegroei bbp in de achterliggende 8 jaar en de raming van het prijspeil bbp in het lopende jaar. De verwachting is dat de gemeentelijke zorgkosten, gezien de vergrijzing en loonontwikkeling, in het sociaal domein hoger zullen liggen. Voor de Wmo is daarbij afgesproken om deze kosten op een andere, nog nader te onderzoeken wijze te indexeren. Hiervoor is een bedrag van € 75 miljoen vanaf 2026 oplopend tot € 300 miljoen in 2029 aan het gemeentefonds toegevoegd.

Met de overstap naar de nieuwe bbp-systematiek staat ter discussie of gemeenten voldoende compensatie voor loon- en prijsontwikkeling krijgen.

II

Landelijk budget en verdeelmodel inkomensvoorzieningen (BUIG),
Participatiebudget

Gewijzigd

Tilburg ontvangt minder BUIG-middelen dan nodig is om de feitelijke uitkeringslasten te dekken. Het Rijk verdeelt het landelijke BUIG-macrobudget via een objectief verdeelmodel, dat op rijksniveau wordt vastgesteld en lokaal niet kan worden beïnvloed.

We ramen het BUIG-budget neutraal: de baten worden gelijkgesteld aan de geschatte lasten (aantal uitkeringen × gemiddelde uitkeringsprijs). Toch blijft er onzekerheid over het uiteindelijke saldo. Aan de batenkant kan de rijksbijdrage afwijken van de raming door de werking van het verdeelmodel. Aan de lastenkant kunnen de kosten hoger uitvallen als bijvoorbeeld de instroom groter is dan verwacht of de gemiddelde uitkeringsduur toeneemt.

Hoewel we geen invloed hebben op het verdeelmodel, kunnen we wel sturen op de kostenkant van de uitkeringslasten en daarmee op het BUIG-saldo. Door gericht in te blijven zetten op instroombeperking, handhaving en plaatsing op werk, waaronder het gebruik van loonkostensubsidies (LKS), kunnen de uitgaven worden verlaagd en kan het totaalresultaat verbeteren. Het realiseren van structurele effecten is echter complex en afhankelijk van meerdere factoren, zoals landelijke regelgeving en de samenstelling van de doelgroep.

III

Hoger bijstandsvolume door instroom en beperkte uitstroommogelijkheden

Gewijzigd

Voor 2026 wordt, op basis van landelijke ramingen en lokale signalen, een stijging van het bijstandsvolume verwacht. Deze ontwikkeling kent meerdere oorzaken:

  • Huisvesting statushouders Wanneer het aantal gehuisveste statushouders in 2026 toeneemt ten opzichte van 2025, kan dit leiden tot een hoger bijstandsvolume. Een aanzienlijk deel van deze groep heeft in de eerste periode na vestiging recht op bijstand, waardoor een stijging direct doorwerkt in de uitkeringslasten. Dit vormt een financieel risico, omdat een dergelijke toename niet automatisch wordt gecompenseerd via het BUIG-verdeelmodel. De landelijke wet- en regelgeving rond opvang en huisvesting is in beweging, waardoor nog onzeker is hoe groot dit effect in 2026 zal zijn.
  • Doelgroep met beperkte arbeidsmogelijkheden Door de afbouw van de Wsw en strengere instroomcriteria voor de Wajong vallen steeds meer mensen met weinig of geen arbeidsvermogen onder de Participatiewet. Voor deze groep, die anders onder Wsw of Wajong zou vallen, ontbreekt een aparte voorziening met structureel passende ondersteuning. Het gaat vaak om mensen met complexe problematiek of beperkte belastbaarheid, die naar verwachting langer in de uitkering blijven of intensieve begeleiding nodig hebben om stappen richting werk te zetten.
  • Beperkte opnamecapaciteit bij werkgevers Een andere oorzaak van een hoger bijstandsvolume is een instroom die groter is dan de beschikbare opnamecapaciteit bij werkgevers. Hoewel de arbeidsmarktkrapte aanhoudt, blijkt het in de praktijk vaak complex om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt duurzaam te plaatsen. De combinatie van een mismatch tussen gevraagde en aanwezige vaardigheden, een hogere ondersteuningsbehoefte en beperkte mogelijkheden bij werkgevers om passende begeleiding of werkplekaanpassingen te bieden, maakt dat uitstroom moeizamer verloopt. Hierdoor blijven meer mensen langer afhankelijk van een uitkering, ook wanneer de gemeente actief inzet op activering, scholing en begeleiding naar werk.

IV

Transformatie sociaal domein

Nieuw

In het sociaal domein zetten we de komende periode nog meer in op preventie en op de beweging naar minder (lange) individuele ondersteuning en meer ervaren ondersteuning in het samenleven met elkaar. We vertalen die praktisch in de beweging van individuele gespecialiseerde zorg naar laagdrempelige en vaker collectieve ondersteuning en zorg vanuit vaste wijkzorgteams, in beleidsjargon: “Stevige Lokale Teams” (SLT’s). We willen het huidige, vooral op het individu gerichte ondersteuningsdenken en -aanbod ombuigen naar preventie en andere vormen van ondersteuning. Laagdrempelig en nabij, zonder complexe indicatiestelling en wachtlijsten, Meer groepsgericht aanbod, gebruik maken van lotgenotencontact en ervaringsdeskundigheid, ondersteuning gericht op acceptatie van fysieke en mentale problemen. Onze gebiedsontwikkeling staat in dienst van het stimuleren van ontmoeting in zowel binnen- als buitenruimte om de sociale basis te versterken. We gaan gebiedsgericht ongelijk investeren voor gelijke kansen, vergroten van bestaanszekerheid, het verminderen van eenzaamheid etc. Daarbij gebruiken we de maatschappelijke waarde van sport en cultuur als verbindende factor en als middel om problemen te voorkomen.
De financiële vertaling van deze beweging maken we door, al met ingang van het jaar 2026, een start te maken met de uitbouw van de wijkzorgteams, mede in nauwe samenhang met versterking van de zorgstructuur in- en aan het onderwijs (pedagogische basis) en het versterken van de sociale basis. Tegenover de investeringen staat een actieve inzet om de kosten in de gespecialiseerde individuele zorg (Jeugd/Wmo) om te buigen. De kosten gaan hierbij voor de baat uit. We zetten hiervoor zo veel mogelijk bestaande reserves in om deze beweging en ombuiging van de individuele zorgvraag mogelijk te maken. De ervaring leert echter dat transformaties in het sociaal domein zich financieel moeilijk vooraf laten voorspellen. Daarnaast is het niet eenvoudig het resultaat van preventie in het heden door te rekenen naar besparingen in de zorg in de toekomst. Waarbij geldt, dat baten in de toekomst toe kunnen vallen aan verschillende partijen, waaronder de gemeente, maar ook zorgpartners, verzekeraars en het onderwijs. Om de financiële risico’s te minimaliseren gaan we per begroting(jaar) de transformatiebeweging specificeren en verwerken in de begroting aan de hand van concrete inzichten en aannames. We volgen de ontwikkeling van de transformatiebeweging langs de P&C cyclus en sturen / stellen bij daar waar nodig.    

V

Doelgroep Wet sociale werkvoorziening (WSW) en Diamant-groep

Gewijzigd

Het aantal mensen met een WSW-dienstverband daalt jaarlijks als gevolg van natuurlijk verloop. Deze groep valt onder een oude regeling met relatief gunstige bekostiging. Door het ontbreken van nieuwe instroom en de structurele afbouw van deze doelgroep, nemen de schaalvoordelen voor sociaal ontwikkelbedrijven zoals de Diamant-groep af, terwijl vaste lasten blijven bestaan.

De Diamant-groep anticipeert hierop door te transformeren naar een sociaal ontwikkelbedrijf dat zich richt op bredere doelgroepen, met onder meer ontwikkel- en basisbanen en ontwikkelingsgerichte arbeidsmatige dagbesteding (OAD). De koers is vastgelegd in het strategie- en uitvoeringsplan 2025-2030. Daarmee verbreden we de maatschappelijke functie van het werkbedrijf én verbeteren we de financiële houdbaarheid van de infrastructuur. Als die transformatie onvoldoende slaagt dan is een gemeentelijke bijdrage op termijn niet uit te sluiten. Op dit moment is dat niet aan de orde.

VI

Nationaal Actieplan Dakloosheid Eerst een Thuis

Ongewijzigd

Het Nationaal Actieplan Dakloosheid heeft de ambitie om dakloosheid in Nederland fors en structureel terug te dringen en in 2030 te beëindigen. Eind 2022 droeg toenmalig staatssecretaris van Ooijen de 44 centrumgemeenten voor Maatschappelijke Opvang op om het ‘Nationaal actieplan’ ook naar hun eigen regio te vertalen. Streven is dat met de structurele extra middelen die dit kabinet beschikbaar heeft gesteld de stijgende lijn in het aantal dakloze mensen gekeerd wordt en vanaf 2025 structureel zal dalen.
Het regionaal actieplan ‘iedereen een (t)huis’ is een logisch en lokaal ingestoken vervolg op het Nationaal actieplan Dakloosheid. Zowel in de gemeente Tilburg als in de regio Hart van Brabant groeit het aantal daklozen. Dit is onwenselijk en vraagt enerzijds om per direct te handelen en anderzijds om een gestructureerde aanpak waarmee we dakloosheid op de lange termijn voorkomen. Centrumgemeenten hebben vanaf 2023 via de decentralisatie-uitkering maatschappelijke opvang (DUMO) structureel extra middelen van het rijk gekregen voor de Brede Aanpak dakloosheid. Hiermee is de huidige aanpak financieel gedekt. Echter is uit de regionale Ethostelling gebleken dat de doelgroep dak- en thuislozen veel groter blijkt te zijn dan het aantal dakloze inwoners dat zich aanmeldt bij de opvang. Het risico is dat het aantal aanmeldingen bij de opvanglocaties gaat stijgen.

VII

Verdeelmodellen

Gewijzigd

Herziening van verdeelmodellen kan grote gevolgen hebben voor de gemeentelijke financiën. Het nieuwe objectieve verdeelmodel voor Beschermd Wonen, Maatschappelijke- en Vrouwenopvang is wederom uitgesteld, gaat waarschijnlijk in per 1 januari 2027, en heeft grote financiële gevolgen voor de inkomsten van centrumgemeente Tilburg. Dit vanwege de afbouw van het rijksbudget met gemiddeld € 2,1 miljoen per jaar. In de begroting hebben we met deze ontwikkeling rekening gehouden. De invoering van het woonplaatsbeginsel voor beschermd wonen zal naar verwachting gelijktijdig met het nieuwe verdeelmodel ingaan. De financiële consequenties hiervan zijn nog niet bekend.

VIII

Financieel kader Hervormingsagenda

Gewijzigd

In de Voorjaarsnota 2025 heeft het rijk een eerste tussenstap gezet in de opvolging van het zwaarwegende advies van de deskundigencommissie Van Ark met betrekking tot de kosten die gemeenten maken voor jeugdhulp. Aansluitend zijn afspraken gemaakt over de opvolging van een resterend deel van het advies, waarbij gemeenten met terugwerkende kracht worden gecompenseerd voor 50% van de extra gemaakte kosten voor 2023 en 2024 én een nieuwe deskundigencommissie welke begin 2027 terugkijkt op de jaren 2025 en 2026 en inschatting maakt van de jaren van 2027 en verder. Voor deze vervolgafspraken zijn in deze begroting stelposten opgenomen, omdat we erop vertrouwen dat het rijk zich aan de gemaakte afspraken houdt. Voor Tilburg betreft dit een stelpost vanaf 2028 van € 11,8 miljoen voor besparingen in de kosten van jeugdhulp. En deze is om de kortingen in het kader van de eigen bijdrage, beperken trajectduur en indexeren opbrengst hervormingsagenda te neutraliseren.
Voor de jaren ná 2027 blijven gemeenten aandringen op structureel toereikende financiering. De VNG benadrukt dat gemeenten niet verantwoordelijk zijn voor extra besparingen vanaf 2028. Dit is ook bevestigd met de bijna unaniem aangenomen resolutie op de ALV van 18 juni. In september 2025 is bekend gemaakt dat het huidige kabinet € 728 miljoen die gemeenten tegoed hebben (met terugwerkende kracht voor 2023 en 2024) vrijmaakt. Dit besluit ligt in lijn met het advies van de commissie van Ark. Hiermee is de gang naar de rechter van de baan.

In het kader van de Hervormingsagenda Jeugd is afgesproken toe te werken naar een nieuwe Financieringssystematiek Jeugd per 2029. Jeugdzorg wordt momenteel bekostigd via de Algemene Uitkering van het gemeentefonds waarbij het fonds groeit conform de groei van het bruto binnenlands product. Omdat de kosten voor de jeugdzorg in de praktijk sterker groeit dan het accres gemeentefonds voorziet de huidige financieringssystematiek niet automatisch in de dekking van de stijgende gemeentelijke kosten voor de jeugdzorg. Daarom is in de Hervormingsagenda afgesproken om te werken aan een nieuwe financieringssystematiek. In nadere afspraken (VJN 2025) is afgesproken dat deze in zou moeten gaan op 1 januari 2029. In de tussentijd dragen de aanvullende middelen uit de VJN deels bij aan het gat tussen bbp en kostengroei/advies Van Ark, maar niet volledig. Het 2e advies van Van Ark betreft daarom opnieuw ook een 'terugkijkend' element op de periode 2025 t/m 2027 en vooruitkijkend vanaf 2028/2029 (inclusief advies over financiering).

IX

Jeugdhulp

Gewijzigd

De Jeugdhulp is een wet met een open einde. In de praktijk betekent dit dat het financieel risico, voor wat betreft de uitvoering van deze wettelijke taak, voor 100% bij gemeenten ligt. Om dit financiële risico zoveel als mogelijk te beperken vindt in de nieuwe inkoop Jeugdhulp, die vanaf 1 januari 2023 is in gegaan, de bekostiging grotendeels (segment 1 en 5) taakgericht plaats via een lumpsumbedrag aan een consortium van gecontracteerde aanbieders. De segmenten 2, 3 en 4 van de Jeugdhulp vinden nog plaats via een P x Q bekostiging (productiebekostiging). Met deze constructie wordt beoogd meer grip te hebben op de beheersbaarheid van de zorgkosten. Desondanks is in de loop van 2024, door het zorgconsortium, een significatie afwijking van het aantal clienten in de hoogspecialistische jeugdzorg (segment 1) geconstateerd met gevolgen voor budgetoverschrijdingen. Daarop is medio 2024 een gezamenlijke Taskforce ingericht. Eén van de opdrachten aan de Taskforce is het herijken van het taakbudget segment 1 voor 2024 en verder. Met daarbij eveneens de opdracht aan het zorgconsortium te komen met een plan van aanpak gericht op kostenreductie vanuit grip op klantstromen, gemiddelde zorgkosten per client en transformatie. In het najaar 2024 is een voorstel gedaan tot verhoging van het lumpsumbudget voor segment 1 in 2024. Op basis daarvan was een meerjarige verhoging van het lumpsumbudget onafwendbaar. Dit heeft geleid tot een gewijzigde begroting 2025 en is de begroting 2026 op basis van actuele inzichten ter vaststelling voorgelegd aan de bestuurscommissie jeugd. Landelijke en maatschappelijke ontwikkelingen brengen ook extra risico’s met zich mee (zie specifieke risico's).

X

Corona crisis

 Vervallen

Hoewel de corona crisis op sommige onderwerpen of sectoren nog na-ijl effecten kent in onze samenleving schatten wij mogelijke financiële consequentie momenteel niet als majeur in. Eventuele financiële effecten kunnen mogelijk via de reserve crisisherstelfonds worden afgedekt.

Deze pagina is gebouwd op 10/09/2025 13:33:14 met de export van 10/09/2025 13:26:39